Ik wil dat je bij Tom blijft.
Ik wilde het een beetje aanpassen.
ik was
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Ik was zo kalm als een komkommer.
Ik ben geboren in Chicago.
ik zocht
Ik zocht de afstandsbediening.
Ik ben verkracht.
Ik verbaasde me erover dat de wetten over thuisonderwijs in dat land heel verschillend zijn in vergelijking met de wetten in de Verenigde Staten.
Ik ben heus niet van gisteren.
Ik dacht niet helder na.
Ik weeg 65 kilo.
Ik ging naar Australië.
ik zal
Ik kom snel terug.
Ik zal mijn best doen.
Ik zal naar hen toe vliegen, naar die koninklijke vogels!
Ik zal het laatste woord hebben.
Ik zal dit moeten melden.