Ik wil een gerecht met rundsvlees.
Ik wil een gerecht met vis.
Ik wil een gerecht met ham.
Ik wil mijn sleutel terug.
Ik wil een kat zijn.
Ik wil dit woordenboek kopen.
Ik wil vertrekken.
ik wil nog eens beklemtonen
Ik wil ervan genieten.
Ik wil vrijen.
Ik wil graag met een maagd trouwen.
Ik wil een auto huren.
Ik wil zeggen dat het me spijt.
Ik wil mijn boerderij verkopen.
Ik wil mijn land dienen.
Ik wil een advocaat spreken.
Ik wil met het Amerikaanse consulaat spreken.
Ik wil met de Australische ambassade spreken.
Ik wil met de Britse ambassade spreken.
Ik wil met het Canadese consulaat spreken.