Ik heb de betekenis niet begrepen.
Ik heb diabetes.
Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
Ik heb dorst.
Ik heb drie maanden in Australië gestudeerd.
Ik heb drie wortels nodig.
Ik heb dringend hulp nodig.
Ik heb een allergische reactie.
Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.
Ik heb een boek.
Ik heb een dokter nodig.
Ik heb een gulden.
Ik heb een hond.
Ik heb een kat.
Ik heb een klein stuk karton nodig.
Ik heb een koude douche nodig.
Ik heb een loonsverhoging nodig.
Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.
Ik heb een nieuwe auto nodig.
Ik heb een nieuwe mobiele telefoon gekocht.