de huurprijs
benedenverdieping
de tweede verdieping
Tom en Mary wonen op dezelfde verdieping.
de gang
het kleed
wandkleed
Ik poets de keuken.
als een leien dakje
Ik wil een auto huren.
de zwarte spiegel
Waar is de spiegel?
De kapstok staat in de gang.
Ik poets de keuken bijna elke dag.
De bouwplaats had een grote kraan.
Poets je schoenen vooraleer weg te gaan.
We moeten een ruimte voor ons feest huren.