House 4 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a TV	een tv
	the hallway	de gang
	neighbour	buurman
	the windows	de ramen
	aisle seat	gangplaats
	She’s our neighbour.	Ze is onze buur.
	He’s our neighbour.	Hij is onze buur.
	Is there a TV in the room?	Is er een TV in de kamer?
	I never wash the windows.	Ik was de ramen nooit.
	I fell asleep while I was watching TV.	Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
	The windows must remain closed.	De ramen moeten dicht blijven.
	the cupboard	de kast
	the home	de woning
	the balcony	het balkon
	Is it in the cabinet?	Zit het in de kast?
	smoothly	als een leien dakje
	The balcony is small.	Het balkon is klein.
	Tom fell off the balcony.	Tom viel van het balkon.
	He looked for his keys.	Hij zocht zijn sleutels.
	is not going smoothly	loopt niet van een leien dakje