"have to" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	have to	moet
	I have to	ik moet
	I have to go.	Ik moet gaan.
	I have to drive.	Ik moet rijden.
	I have to be there at 2:30.	Ik moet er om 2:30 zijn.
	By the way, I have something to tell you.	Trouwens, ik moet je iets zeggen.
	I have to go to the toilet.	Ik moet naar het toilet.
	I know that I have to improve my Dutch.	Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.
	I’m afraid I have to turn you down.	Ik moet u helaas afwijzen.
	I have to consider every possibility.	Ik moet iedere mogelijkheid overwegen.
	I have to just take the train.	Ik moet gewoon de trein nemen.
	I have to take the chance.	Ik moet de gelegenheid aangrijpen.