"has" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom deceived Mary.	Tom heeft Maria bedrogen.
	Tom has less clothes than Mary.	Tom heeft minder kleding dan Mary.
	Yanni has a map on his phone.	Yanni heeft een kaart op zijn telefoon.
	He ordered a beer.	Hij heeft een bier besteld.
	Does your house have a basement?	Heeft jouw huis een kelder?
	Yanni told Skura everything.	Yanni heeft Skura alles verteld.
	Did Tom tell you about his parents?	Heeft Tom je over zijn ouders verteld?
	Sami has money.	Sami heeft geld.
	She has straight hair.	Ze heeft stijl haar.
	She bit him.	Ze heeft hem gebeten.
	Who ordered pizza?	Wie heeft pizza besteld?
	Tom has sold his car.	Tom heeft zijn auto verkocht.
	The living room has a fireplace.	De woonkamer heeft een open haard.
	He had broken up with his wife.	Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
	I want to know who paid for this.	Ik wil weten wie hiervoor betaald heeft.
	Who did Tom sell his farm to?	Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	Why did Tom sell his farm?	Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	Tom learned to swim last summer.	Tom heeft afgelopen zomer leren zwemmen.
	Japan has much trade with the USA.	Japan heeft veel handel met de VS.
	The little green owl has the best language school I know.	De kleine groene uil heeft de beste talenschool die ik ken.