graag
Graag gedaan.
Eet je graag kip?
Ik woon niet graag in de stad.
Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
Kijk je graag televisie?
En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
Eet je graag knoflook?
Ik speel graag piano.
Ik wil graag met een maagd trouwen.
Ik wil graag een afspraak maken.
Zo kwam hij dan weer thuis en was treurig, want hij wilde toch zo heel graag een echte prinses hebben.
Heen-en-terug, graag.
Eet je graag rundsvlees?
Eet je graag kool?
Enkele reis, graag.
Eet je graag wortels?
Tom speelt ook graag de fluit.
Eet je graag champignons?
Peuters tekenen graag met kleurtjes.