Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
"give" Practice Lesson
"give" Practice Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Learn
Recording
English
Dutch
Status
give
geef
I give up.
Ik geef het op.
High five!
Geef me de vijf!
What are you giving me?
Wat geef je mij?
Don’t give me that.
Geef me dat niet.
Give the command!
Geef het bevel!
Give me six of them.
Geef mij er zes.
Give me five of them.
Geef mij er vijf.
Give me four of them.
Geef mij er vier.
Give me ten of them.
Geef mij er tien.
Give me nine of them.
Geef mij er negen.
Give me back my ring.
Geef me mijn ring terug.
serving hatch
doorgeefluik
Give me a hundred dollars.
Geef me honderd dollar.
I prefer the black one.
Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
I’m ordering you to leave immediately.
Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken.
Give them the disk.
Geef hun de schijf.
Give them my number.
Geef hun mijn nummer.
Give me two of them.
Geef mij er maar twee.
Give me several of them.
Geef mij er maar een paar.
Pagination
Current page
1
Page
2
Next page
Next ›
Last page
Last »