Food 8 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the fillet	de filet
	the carrot	de wortel
	the cakes	de koeken
	the peas	de erwten
	a carrot	een wortel
	the carrots	de wortels
	the mustard	de mosterd
	the meal-tub	de meelton
	a mustard	een mosterd
	the french fries (diminutive)	de frietjes
	Do you have tuna fish?	Heeft u tonijn?
	Do you like to eat carrots?	Eet je graag wortels?
	next to the bowl of peas	naast de kom met erwten
	I need three carrots.	Ik heb drie wortels nodig.
	Tom opened a can of tuna fish.	Tom opende een blik tonijn.
	Tuna can swim very fast.	Tonijn kan heel snel zwemmen.
	Tom tripped on a root.	Tom is over een wortel gestruikeld.
	vegetables, fruit, meat, fish and dairy	groenten, fruit, vlees, vis en zuivel
	Dairy is another name for milk and milk products.	Zuivel is een andere naam voor melk en melkproducten.
	The woman clapped her hands together, which made him fly first into the butter churn, and then into the meal-tub	De vrouw sloeg de handen in elkaar, waarop het eerst in het botervat en toen in de meelton vloog