Food 3 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the strawberries	de aardbeien
	Where is the salad?	Waar is de salade?
	What’s the soup of the day?	Wat is de soep van de dag?
	a green salad	een groene salade
	Yanni wants some pizza.	Yanni wil wat pizza.
	Tom ordered pizza.	Tom bestelde pizza.
	Did you eat rice?	Heb je rijst gegeten?
	I’ll see you at lunch.	Ik zie je bij de lunch.
	I ordered pizza.	Ik heb pizza besteld.
	and a green salad	en een groene salade
	I want a can of tomatoes.	Ik wil een blik tomaten.
	the bananas are yellow	de bananen zijn geel
	Who ordered this pizza?	Wie bestelde deze pizza?
	Who ordered pizza?	Wie heeft pizza besteld?
	I like apples and bananas.	Ik hou van appels en bananen.
	Do you eat apples or bananas?	Eet je appels of bananen?
	Did you guys order pizza?	Hebben jullie pizza besteld?
	Why is this banana red?	Waarom is deze bananen rood?
	the garlic bread	het knoflookbrood
	soup bowl	soepkom