"first (inflected form)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	first (inflected form)	eerste
	Who’s first?	Wie is de eerste?
	the first time	de eerste keer
	the first meeting	de eerste bijeenkomst
	in the first month	in de eerste maand
	Strike one!	Eerste slag!
	Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk.	Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
	the first step	de eerste stap
	the first national action against distraction at the wheel	de eerste nationale actie tegen afleiding achter het stuur
	the prime minister	de eerste minister
	it is the first public appearance of Philip	het is het eerste publieke optreden van Filip
	The stress is on the first syllable of that word.	De klemtoon ligt op de eerste lettergreep van dat woord.
	The first round is on the house.	Het eerste rondje is van het huis.
	her first public appearances	haar eerste publieke optredens
	It went like that the first day, and later it got worse and worse.	Zo ging het de eerste dag, en later werd het al erger en erger.
	the first bomb	de eerste bom
	the first bombs	de eerste bommen
	I’ve taken the first step.	Ik zette de eerste stap.
	love at first sight	liefde op het eerste gezicht
	first aid	EHBO