"find (1st person singular, 2nd person singular question form)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I like	ik vind leuk
	I like it.	Ik vind het leuk.
	What do you like?	Wat vind je leuk?
	I like that.	Ik vind dat leuk.
	Do you like it?	Vind je het leuk?
	Do you like your job?	Vind je je werk leuk?
	I do not like it.	Ik vind het niet leuk.
	I don’t like that shop.	Ik vind de winkel niet leuk.
	Where does one find milk?	Waar vind je melk?
	What colour house do you like?	Welke kleur huis vind je mooi?
	I like maths.	Ik vind wiskunde leuk.
	I am happy to have lunch with you.	Ik vind het leuk om met u te lunchen.
	This is the kind of music that I like.	Dit is het soort muziek dat ik leuk vind.
	Find the right answer for each question.	Vind het juiste antwoord voor elke vraag.
	Where does one find fruit?	Waar vind je fruit?
	I like you.	Ik vind je aardig.
	What kind of food do you not like?	Welk soort eten vind je niet lekker?
	Do you like this smell?	Vind je deze geur leuk?
	I tell you the truth, although you might find it unpleasant, but that is a proof of my friendship	Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn
	I like this shirt.	Ik vind dit shirt leuk.