"father" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the father	de vader
	Father’s Day	Vaderdag
	a father	een vader
	Where is the father?	Waar is de vader?
	My father is out.	Mijn vader is uit.
	You are the father.	Jij bent de vader.
	Tom was my father.	Tom was mijn vader.
	Where is his father?	Waar is zijn vader?
	How is your dad?	Hoe gaat het met je vader?
	Is your father a doctor?	Is je vader dokter?
	Do you have news from your father?	Heb je nieuws van je vader?
	My father is in Lyon.	Mijn vader is in Lyon.
	My father feels fine.	Mijn vader voelt zich goed.
	My father is a milkman.	M’n vader is melkboer.
	He is dependent on his father.	Hij is afhankelijk van zijn vader.
	I found out who Tom’s father is.	Ik ben erachter gekomen wie Toms vader is.
	My father is happy to meet you.	Mijn vader is blij je te ontmoeten.
	My father works for a bank.	Mijn vader werkt voor een bank.
	My father is a bit old-fashioned.	Mijn vader is een beetje ouderwets.
	when I was on my father’s garden path	toen ik langs het tuinpad van m’n vader