Days of the week Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the week	de week
	every week	elke week
	this week	deze week
	the days of the week	de dagen van de week
	Saturday night	zaterdagavond
	next week	volgende week
	I read three books a week.	Ik lees drie boeken per week.
	What do you want to do on Monday?	Wat wil je doen op maandag?
	the weekend	het weekend
	this weekend	dit weekend
	at the weekend	in het weekend
	On Monday my class starts at 8:00 am.	Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.
	Tom went to church with his parents every Sunday.	Tom ging iedere zondag met zijn ouders naar de kerk.
	I even work on Sundays.	Ik werk zelfs op zondag.
	Read chapter four for Friday.	Lees voor vrijdag hoofdstuk vier.
	Tom is throwing a party next Saturday.	Tom geeft volgende week zaterdag een feestje.
	last week	vorige week
	extra week no school, extra week of childcare	extra week geen school, extra week opvang
	This weekend is the big unveiling.	Dit weekend is de grote onthulling.
	Tuesday will start grey and rainy in the southeast of the country.	Dinsdag begint grijs en regenachtig in het zuidoosten van het land.