Clothes 4 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the sock	de sok
	the clog	de klomp
	the heels	de hakken
	the rags	de lompen
	the veil	de sluier
	the balaclava	de bivakmuts
	There is a hole in his sock.	Er zit een gat in zijn sok.
	I like this shirt.	Ik vind dit shirt leuk.
	He had a hole in his sock.	Hij had een gat in zijn sok.
	There’s a hole in your shirt.	Er zit een gat in je shirt.
	What do you think of this shirt?	Wat vind je van dit shirt?
	it gave light, and where it shone against the wall, it went as transparent as a veil	het gaf licht, en waar het schijnsel op den muur viel, werd deze doorzichtig als een sluier
	the cap	de pet
	the belt	de riem
	I fastened my belt.	Ik gespte mijn riem vast.
	She fastened her helmet before cycling.	Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.