Clothes 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom is old-fashioned.	Tom is ouderwets.
	I’m not old fashioned.	Ik ben niet ouderwets.
	Long hair is out of fashion.	Lang haar is ouderwets.
	My father is a bit old-fashioned.	Mijn vader is een beetje ouderwets.
	the glasses	de bril
	the sweater	de trui
	his glasses	zijn bril
	a nice sweater	een mooie trui
	his new sweater	zijn nieuwe trui
	She wears glasses.	Zij draagt een bril.
	Tom doesn’t wear glasses.	Tom draagt geen bril.
	the slippers	de pantoffels
	Are your slippers worn out?	Zijn je pantoffels versleten?
	the trousers	de broek
	trouser pocket	broekzak
	the clothes	de kleren
	the apron	de schort
	his collar	zijn kraag
	the robe	het gewaad
	shorts	korte broek