Kunt u mijn kamer schoonmaken.
Je kunt je fortuin daar wel maken, hoe lelijk je ook wezen mocht.
Ben je niet in een warme kamer gekomen en heb je niet een gezelschap, waarvan je nog wat kunt leren?
Kunt u dat bewijzen?
Je kunt mij gerust geloven!
Kunt u mij dat tonen op de kaart?
Kunt u dat voor me opschrijven?
Kunt u mij wekken om zeven uur ’s morgens?
Maak geen beloftes waar je je niet aan kunt houden.