"are (plural)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Your parents are in Lyon.	Je ouders zijn in Lyon.
	What are the months of the year?	Wat zijn de maanden van het jaar?
	The flowers are red.	De bloemen zijn rood.
	How many people are in the house?	Hoeveel mensen zijn er in het huis?
	Are they still in the café?	Zijn ze nog in het café?
	We’re not alone.	We zijn niet alleen.
	We are lost.	We zijn verdwaald.
	Just pretend like we’re not here.	Doe gewoon alsof we hier niet zijn.
	My wife and children depend on me.	Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
	My shoes are worn out.	Mijn schoenen zijn versleten.
	Did you all go shopping together?	Zijn jullie allemaal samen gaan winkelen?
	Tom has to buy new shoes, because his old ones are already worn out.	Tom moet nieuwe schoenen kopen, want zijn oude zijn al versleten.
	They are responsible for the operation of the farm.	Ze zijn verantwoordelijk voor de uitbating van de boerderij.
	We’re not crazy.	We zijn niet gek.
	We’re safe here.	We zijn hier veilig.
	We are finally free.	We zijn eindelijk vrij.
	They are always early.	Ze zijn altijd te vroeg.
	Are you guys happy?	Zijn jullie gelukkig?
	they are happy to meet you.	Ze zijn blij je te ontmoeten.
	My old shoes are completely worn out.	Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.