Animals 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the chicken	de kip
	a chicken	een kip
	some chicken	wat kip
	The man wants the chicken.	De man wil de kip.
	this is a chicken	dit is een kip
	Do you like to eat chicken?	Eet je graag kip?
	Where’s your cat?	Waar is je kat?
	the animals	de dieren
	of animals	van dieren
	some animals	sommige dieren
	The cat was dead.	De kat was dood.
	the fish	de vis
	a fish	een vis
	some fish	wat vis
	the beast	het beest
	this is a fish	dit is een vis
	I like to eat fish.	Ik eet graag vis.
	The poor beast!	Het arme beest!
	I don’t eat meat and fish.	Ik eet geen vlees en vis.
	It was a big and ugly beast!	Het was een groot en lelijk beest!