Soldaten zijn aan gevaar gewend.
Dank je wel voor de aanbeveling.
Hoe laat begint de voorstelling?
De patiënt is buiten bewustzijn.
We hebben elkaar eerder ontmoet.
Ik wil mijn keuken herinrichten.
Tom heeft met de pers gesproken.
Tom houdt van pepermuntchocolade.
Laten we het leven samen beleven!
Sommige leerkrachten nemen drugs.
het zonlicht stroomde naar binnen
Ik kan dit restaurant aanbevelen.
De nieuwe manager is aangetreden.
Tom heeft nooit aan je getwijfeld.
Heeft hij het bewustzijn verloren?
De generaal leidde de staatsgreep.
De gewestweg heeft weinig verkeer.
Haar boosheid is volkomen terecht.
Zijn uitwijzing was onvermijdelijk.
Zulke beweringen zijn niet bewezen.