het winkelcentrum
Tom en Mary wonen in dezelfde stad.
Moet dat een vraag voorstellen?
Ben je eergisteren gekomen?
Ze waren aan het slapen.
Hij werd vriendelijk bejegend.
Dit is het soort muziek dat ik leuk vind.
Tom en Mary wonen in dezelfde staat.
We hebben een mooie gelegenheid.
Hoe kom ik bij de luchthaven?
Vertel me alsjeblieft wat ik moet doen.
Heeft Tom je over zijn ouders verteld?
Ik ben erachter gekomen wie Toms vader is.
Maar wat zag het nu in het heldere water?
Waarom heb je een schildpad gekocht?
“Nu, dat is ook een heel plezier!” zei de kip.
Tom en ik zijn op dezelfde dag geboren.
Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
het sinaasappelsap
Er zijn allerlei soorten bloemen in de tuin.