Ik ben allergisch voor stuifmeel.
Als je niet oplet, krijg je nog een boete.
Tom had Maria moeten beschermen.
Uw voorstel is het overwegen waard.
een treuzelaar dat klopt, dat is waar
Slakken eten graag groene bladeren.
Tom heeft nooit een potlood bij zich.
Het sneeuwde een beetje vorige nacht.
het tegenovergestelde
Sami gaat je sowieso beoordelen.
En de andere kinderen jubelden mee
En de andere zwanen bogen zich voor hem.
Tom zal nachtmerries krijgen.
De trompet is een muziekinstrument.
het strafregister
Desalniettemin is het waar.
Hij is daarvoor verantwoordelijk.
Ik ben daarvoor verantwoordelijk.
De situatie wordt steeds listiger.
Kinderen kunnen gemakkelijk hurken.