Zijn jullie allemaal samen gaan winkelen?
Het was allemaal een grote, zalige waas.
Hier dichtbij in een ander moeras zijn enige aardige wilde ganzen, allemaal dames, die evenals jij “kwak!” kunnen zeggen.
Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.
Ze keken allemaal.
zij zijn allemaal mooi, behalve dat ene
Ze kunnen allemaal rijden.
We dachten allemaal dat Tom een hartaanval kreeg.
We zijn allemaal getrouwde mannen.
Je bent toch allemaal wel bij elkaar?
“Nee ik heb ze nog niet allemaal; het grootste ei ligt daar nog; hoe lang zal het nog wel duren, eer dat uitkomt?”
“Je bent toch allemaal wel bij elkaar?” vervolgde zij en stond op.