Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the banana is yellow	de banaan is geel
	It tastes very good.	Het is erg lekker.
	Don’t speak so fast.	Praat niet zo snel.
	Things got worse.	Het werd nog erger.
	I don’t believe a word of it!	Maak dat de kat wijs!
	She suddenly fell silent.	Plots werd ze stil.
	a long tail	een lange staart
	The river is too deep.	De rivier is te diep.
	Tom bought an expensive coat.	Tom kocht een dure jas.
	the chubby woman	de mollige vrouw
	best friend (female)	beste vriendin
	the cold regions	de koude streken
	Water is strange stuff.	Water is vreemd spul.
	think reasonably	denk redelijk na
	a chubby woman	een mollige vrouw
	deadly pale	doodsbleek
	It was delicious.	Het was heel lekker.
	Do you have any rooms available?	Heeft u kamers vrij?
	the black mirror	de zwarte spiegel
	Would you like some popcorn?	Wil je wat popcorn?