Adjectives 7 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	True or false?	Waar of niet waar?
	some animals	sommige dieren
	some parents	sommige ouders
	some children	sommige kinderen
	Some people are beautiful.	Sommige mensen zijn mooi.
	some white	wat wit
	white hair	wit haar
	white meat	wit vlees
	John is dead.	Jan is dood.
	The wine is white.	De wijn is wit.
	The cat was dead.	De kat was dood.
	the cold air	de koude lucht
	What a beautiful garden.	Wat een prachtige tuin.
	bad weather	slecht weer
	Is this a bad time?	Komt het nu slecht uit?
	How tall is this building?	Hoe hoog is dit gebouw?
	He is a bad person.	Hij is een slecht persoon.
	You look terrible.	Je ziet er verschrikkelijk uit.
	It is terrible!	Het is verschrikkelijk!
	The poor duckling had it very bad already.	Het arme eendje had het al heel slecht.