"twenty (20)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	twenty (20)	twintig
	twenty-six (26)	zesentwintig
	twenty-one (21)	eenentwintig
	twenty-two (22)	tweeëntwintig
	twenty-three (23)	drieëntwintig
	twenty-four (24)	vierentwintig
	twenty-five (25)	vijfentwintig
	twenty-eight (28)	achtentwintig
	twenty-nine (29)	negenentwintig
	one hundred and twenty (120)	honderdtwintig
	twenty-seven (27)	zevenentwintig
	three hundred and twenty (320)	driehonderdtwintig
	I am twenty years old.	Ik ben twintig jaar oud.
	twenty to two	twintig voor twee
	It is twenty to two.	Het is twintig voor twee.
	twenty thousand (20,000)	twintigduizend
	two thousand and twenty-one (2021)	tweeduizend eenentwintig
	It’s twenty past one.	Het is twintig over één.
	and then twenty more feather-down quilts on the mattresses	en toen nog twintig donzen bedden op de matrassen
	about twenty minutes to complete	ongeveer twintig minuten in beslag