"two (2)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It’s ten to two.	Het is tien voor twee.
	It is twenty to two.	Het is twintig voor twee.
	Yes, I have two children.	Ja, ik heb twee kinderen.
	two thousand (2,000)	tweeduizend
	two thousand and twenty-one (2021)	tweeduizend eenentwintig
	half past one	half twee
	It’s half past one.	Het is half twee.
	forty-two (42)	tweeënveertig
	two minus one equals one	twee min één is één
	four minus two equals two	vier min twee is twee
	six minus two equals four	zes min twee is vier
	eight minus two equals six	acht min twee is zes
	three minus one equals two	drie min één is twee
	fifty-two (52)	tweeënvijftig
	five minus three equals two	vijf min drie is twee
	five minus two equals three	vijf min twee is drie
	seven minus two equals five	zeven min twee is vijf
	nine minus two equals seven	negen min twee is zeven
	It has been open for two years now.	Het is nu twee jaar open.
	one plus one equals two	één plus één is twee