Ik weet het antwoord al.
Ik weet dat je ons niet vertrouwd.
Ik vraag me af wie er gaat winnen.
Ik moet mijn boerderij verkopen.
Ik lunch meestal thuis.
Ik kon niemand vinden.
Ik kom vandaag niet.
Ik kom vanavond terug.
Ik kan dit alleen.
Ik hou van rijst.
Ik hoop dat ik je niet wakker heb gemaakt.
Ik heb veel pijn.
Ik heb nu tijd.
Ik heb nog nooit iets gestolen.
Ik heb nog geen ja gezegd.
Ik heb me zorgen om je gemaakt.
Ik heb maar een paar fouten gemaakt.
Ik heb je al betaald.
Ik heb ijs nodig.
Ik heb het nog niet nodig.