Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
Ze had een zonderlinge fascinatie voor oude boeken.
Ze had het sipste gezicht dat Harry ooit gezien had.
Ze had nachtmerries.
Ze had weinig ervaring; niettemin kreeg ze de baan.
Ze had zoveel honger dat ze eender wat kon eten.
Ze hadden ons levend kunnen verslinden.
Ze hebben de hele dag geskied.
Ze hebben er al een.
Ze hebben het gevecht verloren.
Ze hebben me een gratis staal gestuurd.
Ze heeft alleen koorts, maar behoorlijk.
Ze heeft de firma verlaten.
Ze heeft een huis.
Ze heeft een knippen-en-plakken sneltoets geleerd.
Ze heeft een litteken.
Ze heeft een mollige kat.
Ze heeft een tatoeage.
Ze heeft geen enkel talent.
Ze heeft het geleerd van haar ouders.