Je bent een onmogelijk mens.
Je bent een erg rijk persoon.
Je zult jezelf alleen maar voor schut zetten.
Je moet je hier permanent vestigen voor je mag stemmen.
Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.
Je krijgt problemen als je ouders erachter komen.
Jouw wens is mijn bevel.
Jouw team is beter dan het onze.
je vaardigheden
jouw persoonlijke opslagruimte
Je betaalopdracht is met succes aangemaakt.
Uw achterstallige betalingen zijn toch vanochtend vereffend.
Jouw mening telt.
Je gulp staat open.
je bestanden
Je inspanningen hebben in succes geresulteerd
Je dochter gebruikt drugs.
Je contact staat in het adresboek.
je zakelijke mobiel
Uw boek ligt op tafel.