Understand spoken Dutch

Audio - Google text-to-speech

Recording English Dutch Learn
Tom tricked me. Tom heeft me bedrogen.
Tom tripped on a root. Tom is over een wortel gestruikeld.
Tom waddled into the hall. Tom kwam de hal in waggelen.
Tom wanted to get back home. Tom wilde naar huis komen.
Tom wants revenge. Tom wil wraak.
Tom wants to buy a pony for his son. Tom wil een pony kopen voor zijn zoon.
Tom was a little surprised by Mary’s behaviour. Tom was enigszins verbaasd door Mary’s gedrag.
Tom was able to help us today. Tom kon ons helpen vandaag.
Tom was assigned that task. Tom kreeg die taak toegewezen.
Tom was attacked by a lion. Tom werd aangevallen door een leeuw.
Tom was badly beaten up. Tom was ernstig in elkaar geslagen.
Tom was born three months after Mary. Tom is drie maanden na Mary geboren.
Tom was brutally murdered in his own house. Tom is op brute wijze vermoord in zijn eigen huis.
Tom was homeschooled. Tom volgde thuis onderwijs.
Tom was homesick. Tom kreeg heimwee.
Tom was jumping up and down with excitement. Tom sprong op en neer van opwinding.
Tom was my father. Tom was mijn vader.
Tom was my husband. Tom was mijn echtgenoot.
Tom was my son. Tom was mijn zoon.
Tom was one of the three who died in the attack. Tom was één van de drie die stierven in de aanval.