Understand spoken Dutch

"you (singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Sort descending Dutch Status
A beard does not make a philosopher.

Een baard maakt je nog geen filosoof.

And the mother said, “I wish you went away from here!”

En de moeder zeide: “Ik wou, dat je maar ver hier vandaan waart!”

and, see, she has a red patch on her leg

en, zie je wel, zij heeft een rood lapje om haar poot

Are you going to Australia?

Ga je naar Australië?

Are you on holiday?

Ben je op vakantie?

Are you ready to order?

Ben je klaar om te bestellen?

Are you still overweight?

Ben je nog steeds te zwaar?

Are you sure we have enough money?

Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?

Are you trying to sell those?

Probeer je deze te verkopen?

As promised, I forward you again the confirmation.

Zoals beloofd, stuur ik je nog eens de bevestiging door.

Bend your neck and say: Quack!

Buig je hals nu en zeg: Kwak!

But if you insist upon being easy on yourself, life is going to be very hard on you.

Maar als je erop staat om het jezelf gemakkelijk te maken, zal het leven heel moeilijk voor je zijn.

But you are uncontrollable, and it is anything but enjoyable to spend time with you

Maar er is geen huis met je te houden, en het is alles behalve plezierig, met jou om te gaan

By the way, have you seen him lately?

Trouwens, heb je hem recent nog gezien?

By the way, how old are you?

Trouwens, hoe oud ben je?

Can I kiss you?

Mag ik je kussen?

Can you arch your back, or purr, or throw out sparks?

Kun je een hoge rug zetten en spinnen en maken, dat er vonken uit je lijf komen?

Can you give me a piece of bread, please?

Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?

Can you play the saxophone?

Kan je saxofoon spelen?

Can you recommend a bar?

Kun je een bar aanbevelen?