Understand spoken Dutch

"with (accompanying)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
What time do you start work? Hoe laat begint u met werken?
How will I live with this pain? Hoe zal ik met deze pijn kunnen leven?
someone with less experience iemand met minder ervaring
I agree with the author’s position. Ik ben het eens met de stelling van de auteur.
I’m looking for a room with two beds. Ik ben op zoek naar een kamer met twee bedden.
I am satisfied with my career so far. Ik ben tevreden met mijn loopbaan tot nu toe.
I am sharing this document with you. Ik deel dit document met u.
I will accompany you. Ik ga met u mee.
I have an urgent matter to discuss with you. Ik heb een urgente zaak met je te bespreken.
My orders are to go with you. Ik heb het bevel om samen met jou te gaan.
I have worked with the cash register. Ik heb met de kassa gewerkt.
I hope that I can see you at Christmas. Ik hoop dat ik je zie met Kerstmis.
I can’t agree with you. Ik kan het niet met je eens zijn.
I can come with you. Ik kan met je mee.
I can’t come with you. Ik kan niet met je mee.
I can’t sleep with all this noise. Ik kan niet slapen met dit rumoer.
I mean it only for your own good. Ik meen het goed met je!
I needed to get a few wounds treated, with a few stitches. Ik moet een paar wonden laten behandelen, met enkele hechtingen.
I play with my friends. Ik speel met mijn vrienden.
I was surprised that the laws on home education in that country are very different compared to the laws in the United States. Ik verbaasde me erover dat de wetten over thuisonderwijs in dat land heel verschillend zijn in vergelijking met de wetten in de Verenigde Staten.