"with (accompanying)" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch Sort descending	Status
	I am sharing with you	ik deel met je
	I have worked with the cash register.	Ik heb met de kassa gewerkt.
	I hope that I can see you at Christmas.	Ik hoop dat ik je zie met Kerstmis.
	I can’t sleep with all this noise.	Ik kan niet slapen met dit rumoer.
	I mean it only for your own good.	Ik meen het goed met je!
	I needed to get a few wounds treated, with a few stitches.	Ik moet een paar wonden laten behandelen, met enkele hechtingen.
	I was surprised that the laws on home education in that country are very different compared to the laws in the United States.	Ik verbaasde me erover dat de wetten over thuisonderwijs in dat land heel verschillend zijn in vergelijking met de wetten in de Verenigde Staten.
	I know that they serve God with great devotion.	Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.
	I want a dish containing bread.	Ik wil een gerecht met brood.
	I want a dish containing eggs.	Ik wil een gerecht met eieren.
	I want a dish with ham.	Ik wil een gerecht met ham.
	I want a dish containing chicken.	Ik wil een gerecht met kip.
	I want a dish with beef.	Ik wil een gerecht met rundsvlees.
	I want a dish with fish.	Ik wil een gerecht met vis.
	I want to marry a virgin.	Ik wil graag met een maagd trouwen.
	I want to talk to the Australian embassy.	Ik wil met de Australische ambassade spreken.
	I want to talk to the British embassy.	Ik wil met de Britse ambassade spreken.
	I want to talk to the American consulate.	Ik wil met het Amerikaanse consulaat spreken.
	I want to talk to the Canadian consulate.	Ik wil met het Canadese consulaat spreken.
	I don’t want to be alone with Tom.	Ik wil niet alleen blijven met Tom.