Zowel Tom als Maria zijn erg gelukkig hier.
Ze denken dat Tom misschien een hartaanval had.
Wist je niet dat Tom getrouwd was?
Wie is kleiner, Tom of Mary?
Weet jij wat Tom zijn favoriete drankje is?
Weet je waarom Tom dit gekocht heeft?
We moeten Tom nog een kans geven.
We moeten op Tom wachten.
We moeten iets kopen voor Tom.
We dachten allemaal dat Tom een hartaanval kreeg.
Wat zei je precies tegen Tom?
Wat wil Tom nog meer?
Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
Waarom vragen we Tom niet om ons te helpen?
Waarom is Tom niet moe?
Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?
Waarom heeft Tom dit gekocht?
Waarom geven we Tom geen kans?
Waarom geloof je Tom niet?
Waarom gaan we niet zwemmen met Tom?