Tom liet me niet winnen.
Tom maakte opnieuw dezelfde fout.
Tom maakte spaghetti voor het avondeten.
Tom maakte thee voor Mary.
Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
Tom niesde heftig.
Tom schopte Maria.
Tom snoept de hele dag.
Tom snurkt behoorlijk hard.
Tom speelde een oud Iers liedje op zijn nieuwe hoorn.
Tom speelt ook graag de fluit.
Tom veranderde van gedachte.
Tom verdient meer dan zijn ouders.
Tom verdween.
Tom vergat de brief op de post te doen.
Tom viel van het balkon.
Tom ving een grote vis.
Tom vond zijn telefoon.
Tom vroeg me een foto van hem te maken.