“Nee ik heb ze nog niet allemaal; het grootste ei ligt daar nog; hoe lang zal het nog wel duren, eer dat uitkomt?”
wat ze deden was heldhaftig
Tom en Mary konden niet zoveel eten als ze wouden.
Ze hebben al gegeten.
Ze zullen me een schatting geven.
Hier zullen ze ons nooit vinden.
Ze zullen niet ver komen.
Ze waren aan het slapen.
ze zien de televisiequiz
Ze wilden me.
ze gooiden brood en gerst in het water
Ze denken dat Tom misschien een hartaanval had.
Ze zeggen me dat je verstrooid bent.
Ze passen bij elkaar.
Ze hebben me een gratis staal gestuurd.
Ze reden samen op de tandem.
Ze weigeren een omweg te nemen omdat het korter is.
ze bevragen me
Ze stelden minder breuken en hoofdletsels vast.
Ze knikten instemmend.