de zomer
Geniet van je zomer.
Het is al zomer.
Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.
in de zomer
Tom heeft afgelopen zomer leren zwemmen.
zomervakantie