Je zou hem beter persoonlijk aanspreken.
jij moest
jij hebt
u hebt
jullie hebben
Je hebt een grote maag.
Je hebt dit onderdeel afgerond.
Je hebt iets reins en weerloos gedood.
Je hebt niets uit te voeren, en daarom verzin je allerlei dwaasheden
u hebt ons verstoten
jij moet
Je moet wachten.
Je moet opletten voor die man.
Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.
Al doende leert men.
je wordt graag uitgedaagd
Je woont op de zesde verdieping.
Je ziet er voldaan uit.
Wat zie jij er goed uit!
Je ziet eruit als je vader.