Zijn jullie gelukkig?
zijn kraag
Zijn kwinkslag deed iedereen lachen.
zijn leeftijd
zijn litteken
Zijn loopbaan evolueerde snel.
zijn maatjes
Zijn mantel is versleten.
Zijn mening is waardeloos.
Zijn miezerige poging faalde.
Zijn mond voelde plotseling kurkdroog aan.
zijn mondhoek
zijn naam
zijn nieuwe schoolboeken
zijn nieuwe trui
Zijn onwankelbaar vertrouwen daarin is spreekwoordelijk.
zijn oude gewaad
Zijn overjas is versleten.
zijn paarden zijn sneller dan adelaars
Zijn pak heeft een krijtstreep.