Ik ga een auto stelen.
Ik ga douchen.
Ik ga van school af.
Ik ga morgen winkelen.
Ik ga naar Australië om op een boerderij te werken.
Ik ga vandaag mijn haar wassen.
Ik ga even naar het toilet.
Ga zitten, alsjeblieft.
In welke mate ga je akkoord met volgende beweringen?
‘Ik ga nergens heen!’ zei Harry fel.