Tom woont in het hart van de stad.
Tom en Mary wonen in dezelfde stad.
Londen is een grote stad.
Londen is een Engelse stad.
in de stad
Ik woon niet graag in de stad.
Hij verwoestte de stad.
Er zijn veel taxi’s in de stad.
Dit is een fantastische stad omdat we elkaars anderszijn omhelzen.
De stad is vuil.
de stad
de grootste stad