zijn maatjes
Zijn mantel is versleten.
Zijn mening is waardeloos.
Zijn miezerige poging faalde.
Zijn mond voelde plotseling kurkdroog aan.
zijn mondhoek
zijn naam
zijn nieuwe schoolboeken
zijn nieuwe trui
Zijn onwankelbaar vertrouwen daarin is spreekwoordelijk.
zijn oude gewaad
Zijn overjas is versleten.
zijn paarden zijn sneller dan adelaars
Zijn pak heeft een krijtstreep.
Zijn presentatie was bondig maar krachtig.
Zijn prestaties werden erkend.
Zijn reputatie ging te gronde.
Zijn rijkdom, wijsheid en kennis zijn onmeetbaar.
Zijn roemruchte daden zijn legendarisch.
zijn scharnieren