U moet niet te veel van anderen afhankelijk zijn.
Je mag niet te veel eten.
Je had me je moeten laten helpen.
Je zingt prachtig.
Je moet je haar nog kammen.
jij studeert
je zorgt voor de opmaak en presentatie van investeringsvoorstellen aan het senior management
Je hebt het te vroeg uit de oven gehaald.
Jij verrader!
je vertaalt
Je begrijpt dat toch?
jij was
jullie waren
U was verlegen.
U vindt hierbij uw nieuwe kleefbriefjes.
Je zal langer leven als je niet rookt.
Uw factuur ontvangt u uiterlijk in februari.
je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.
Je werkt nauw samen met het hoger management.
U zou de druk niet aankunnen.