Ik ben een mens.
Ik zie je bij de lunch.
Ik ga wel alleen.
Ik kom vanavond terug.
Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
Het is Tom maar.
Het is niet zo opvallend.
Het komt wel goed.
Het is erg lekker.
Het doet nog steeds pijn.
Is je vader dokter?
Is dat jouw moeder?
Ik vraag me af wie er gaat winnen.
Ik ben benieuwd wie er gaat winnen.
Ik wou dat we konden helpen.
Ik dacht niet helder na.
Ik wil dat je bij Tom blijft.
Ik wil mijn boerderij verkopen.
Ik wil water drinken.
Ik wil hier zijn.