Ik heb het nog niet nodig.
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
Ik kon niemand vinden.
Ik zie het ook niet.
Ik kan dit alleen.
Nog een keer alstublieft.
Ik weet het antwoord al.
Hoe vaak ga je zwemmen?
Hoe ken je Tom?
Hoe houd je de kosten laag?
Hoe beslissen we?
Hoe werken deze dingen?
Hij is goed gebouwd.
Hij komt altijd geld te kort.
Hij kan snel lopen.
Hij was zwaar gewond.
Hij kan snel rennen.
Jongens, we moeten praten.
Geef me mijn ring terug.