Ze is nog wat suf.
Ze is onze buur.
Ze is overmoedig, nietwaar?
Ze is verdwaald, of niet?
Ze is vorig jaar gescheiden.
Ze is zich niet bewust van haar schoonheid.
Ze is zo mooi als Sneeuwwitje.
Ze juichten allemaal.
Ze kan het niet laten om te vitten.
Ze keek erachter.
Ze keken allemaal.
Ze kleedde zich rap aan.
Ze knikte stralend.
Ze knikten instemmend.
Ze kocht een kip.
ze kochten zoethout voor een cent
Ze kon haar knieën voelen trillen.
Ze kon hem niet ontmoeten.
Ze kon niet lang hurken.
Ze kreeg promotie.