Ik wist wel dat je zou komen.
Ik heb een nieuwe auto nodig.
Ik ben zo terug.
Laat me eens zien.
Waar zijn mijn ouders?
Ik ben tegen negen uur terug.
Yanni ging terug naar zijn kamer.
zitkamer
Ik heb geen geld.
Ik zit in mijn auto.
Het komt wel goed.
Ik heb geld nodig.
Tom was mijn vader.
Waar is zijn vader?
Ik ben terug thuis.
Er is niemand thuis.
Ik heb wat geld nodig.
Hij is alleen thuis.
We zijn niet alleen.
Laat mij het ei eens zien!