schoonmaken
Tom was mijn zoon.
Ik hoop dat hij komt.
Er is geen bewijs.
gaan winkelen
Ik vond Tom heel leuk.
Ik heb al besteld.
Ik eet geen vlees en vis.
Heeft u al besteld?
Wat heb je besteld?
aan het winkelen
Tom vond zijn telefoon.
Yanni wil de beste zijn.
Ze is gaan winkelen.
Mijn kind heeft honger.
Ik vond het leuk wat je zei.
Ik heb koffie besteld.
Wie heeft dit besteld?
Welke kleur heeft je haar?
Ik ga morgen winkelen.